Boodschap van Zijne Heiligheid Paus Franciscus voor de vastentijd 2016
“Barmhartigheid wil ik en geen offer” (Mt 9:13).
De werken van barmhartigheid tijdens het Jubelfeest
1. Maria, het beeld van een Kerk die de blijde boodschap verkondigt omdat zij een blijde boodschap heeft ontvangen.
In de Bul van Indictie tot het Bijzondere Jubelfeest van Barmhartigheid vroeg ik dat “de vastentijd in dit Jubeljaar intenser geleefd zou worden als een bevoorrecht moment om de barmhartigheid van God te vieren en ervaren” (Misericordiae Vultus, 17). Met mijn oproep tot een aandachtig luisteren naar het woord van God en door het initiatief “24 uur voor de Heer” te steunen, wilde ik het belang van devoot luisteren naar Gods woord, vooral zijn profetische woorden, benadrukken. De barmhartigheid van God is een verkondiging aan de wereld, een verkondiging die iedere christen wordt geroepen direct te aanvaarden. Daarom zal ik tijdens de vastentijd Missionarissen van Barmhartigheid
uitzenden als concreet teken aan allen van Gods nabijheid en vergeving.
Nadat zij de blijde boodschap van de aartsengel Gabriël ontvangt, bezingt Maria in haar Magnificat op profetische wijze de barmhartigheid waarbij God haar heeft gekozen. De maagd van Nazareth, verloofd met Jozef, wordt daarmee de perfecte verbeelding van de Kerk die de blijde boodschap verkondigt, want zij ontving – en nog altijd – de blijde boodschap van de Heilige Geest, die haar maagdelijke schoot tot vrucht bracht. In de profetische traditie wordt barmhartigheid uitsluitend in verband gebracht – zelfs op etymologisch niveau – met de moederlijke schoot (rahamim) en aan een grootmoedige, gelovige en medelevende hartelijkheid (hesed) die binnen het huwelijk en gezinsrelaties voorkomt.
Gods verbond met de mensheid: een geschiedenis van barmhartigheid
Het mysterie van de goddelijke barmhartigheid wordt geopenbaard in de geschiedenis van het verbond tussen God en zijn volk Israël. God toont zichzelf steeds uiterst barmhartig, altijd bereid om zijn volk met intense tederheid en medeleven te behandelen, vooral tijdens die tragische momenten wanneer het verbond door ontrouw verbroken wordt, zodat het sterker bekrachtigd moet worden in rechtvaardigheid en waarheid. Dit is een werkelijk liefdesverhaal, waarin God de rol van de bedrogen vader en man speelt en Israël die van het onwettige kind en de overspelige bruid. Deze huiselijke taferelen – zoals in het geval van Hosea (vgl. Hos 1-2) – tonen hoe ver God bereid is te gaan om zich aan zijn volk te binden.Dit liefdesverhaal vindt zijn hoogtepunt in de menswording van Gods zoon. In Jezus stort de Vader zijn grenzeloze barmhartigheid op ons uit door hem zelfs tot “mensgeworden barmhartigheid” te maken (Misericordiae Vultus, 8). Als mens is Jezus van Nazareth een ware zoon van Israël. Hij belichaamt het perfecte gehoor dat van iedere Jood verwacht wordt door de Shema, dat ook nu nog het hart van Gods verbond met Israël vormt: “Luister, Israël: De Heer is onze God, de Heer is de enige. U zult de Heer liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met al uw krachten” (Dt 6:4-5). Als Zoon van God is hij de bruidegom die alles doet om de liefde van zijn bruid te winnen, aan wie hij gebonden is door een onvoorwaardelijke liefde die zich tijdens het eeuwige huwelijksfeest openbaart.
Dit is het ware hart van de apostolische kerygma, waarin goddelijke barmhartigheid een centrale en essentiële plaats inneemt. Het is “de schittering van de reddende liefde van God die zich manifesteert in Jezus Christus, die stierf en uit de dood verrees” (Evangelii Gaudium, 36), de eerste verkondiging die “wij keer op keer op allerlei wijze moeten horen, die wij op een of andere wijze bekend moeten maken tijdens de catechese, op ieder niveau en moment” (ibid., 164). Barmhartigheid “is Gods manier van uitreiken naar de zondaar, die hem een nieuwe kans biedt om tot inkeer te komen, zich te bekeren en te geloven” (Misericordiae Vultus, 21), en aldus zijn relatie met God te herstellen. In de gekruisigde Jezus toont God zijn wens om zondaars naderbij te komen, ongeacht hoe ver ze zich van hem hebben verwijderd. Op deze wijze hoopt hij het versteende hart van zijn bruid te verzachten.
De werken van barmhartigheid
Gods barmhartigheid transformeert het hart van de mens; het stelt ons in staat om, door liefde en trouw te ervaren, ook zelf barmhartig te zijn. Als een telkens vernieuwend wonder straalt de goddelijke barmhartigheid uit in onze levens; het inspireert ons om onze medemens lief te hebben en ons te wijden aan wat in de kerktraditie de spirituele en lichamelijke werken van barmhartigheid worden genoemd. Deze werken herinneren ons eraan dat geloof uiting vindt in concrete alledaagse handelingen waarmee we onze medemens lichamelijk en geestelijk helpen: door hem en haar te voeden, te bezoeken, tot steun te zijn en te onderrichten. Hierop zullen wij beoordeeld worden. Daarom sprak ik de hoop uit dat “het christelijke volk zich zal bezinnen op de lichamelijke en geestelijke werken van barmhartigheid. Dit is een manier om ons geweten, dat in het zicht van armoede te vaak afgestompt is geraakt, weer wakker te schudden, en dieper in het hart van het evangelie te treden, waar de armen Gods barmhartigheid op bijzondere wijze ervaren” (ibid., 15). Want in de armen wordt het lichaam van Christus “zichtbaar in het lichaam van de gemartelde, de verdrukte, de geteisterde, de ondervoede en de uitgestotene … om door ons te worden erkend, geraakt en verzorgd” (ibid.). Dit is het ongekende en schandelijke mysterie van het voortduren in de tijd van het lijden van het Onschuldige Lam, de brandende struik van onbegrensde liefde. Bij het zien van deze liefde mogen wij net als Mozes onze sandalen uittrekken (vgl. Ex 3:5), vooral wanneer de armen onze broeders of zusters in Christus zijn, die voor hun geloof lijden.
In het licht van deze liefde, die zo sterk is als de dood (vgl. Hooglied 8:6), openbaren zich de werkelijke armen als degenen die weigeren zichzelf als zodanig te zien. Ze beschouwen zichzelf rijk, maar in werkelijkheid zijn zij de allerarmsten. Dat komt omdat zij verslaafd zijn aan de zonde, waardoor zij rijkdom en macht niet ten dienste van God en anderen gebruiken maar om in hun hart het intense gevoel dat ook zij slechts arme bedelaars zijn, te onderdrukken. Hoe groter hun macht en rijkdom, hoe meer deze verblinding en misleiding kans ziet om te groeien. Het kan zelfs leiden tot het blind zijn voor Lazarus die bedelend aan hun poort staat (vgl. Lc 16:20-21). De arme Lazarus symboliseert Christus die door middel van de armen pleit voor onze bekering. Als zodanig vertegenwoordigt hij de kans op bekering die God ons biedt, maar die we toch gauw over het hoofd zien. Deze blindheid gaat vaak vergezeld van de hooghartige illusie van onze eigen almacht, die op sinistere wijze tot uiting komt in het duivelse “je zult gelijk worden aan God” (Gen 3:5), wat de wortel is van alle zonde. Deze illusie kan ook maatschappelijke en politieke vormen aannemen, zoals te zien aan de totalitaire systemen van de twintigste eeuw en, in onze eigen tijd, aan de ideologieën van monopolistische denkwijzen en technowetenschap die God als irrelevant beschouwen en de mens reduceren tot een exploiteerbare grondstof. Deze illusie is ook te zien in de zondige structuren gerelateerd aan het valse ontwikkelingsmodel dat zijn basis vindt in de afgoderij van geld, en dat leidt tot een gebrek aan zorg voor armen door rijkere mensen en instellingen, die hun deuren sluiten en weigeren de armen zelfs maar te zien.
Voor ons allen is de vastentijd in dit Jubeljaar daarom een gunstige tijd om onze existentiële vervreemding te overwinnen door naar Gods woord te luisteren en de werken van barmhartigheid in de praktijk te brengen. In de lichamelijke werken van barmhartigheid raken wij het lichaam van Christus in onze broeders en zusters die gevoed, gekleed en bezocht moeten worden en onderdak nodig hebben. In de spirituele werken van barmhartigheid – goede raad, onderricht, vergeving, vermaning en gebed – raken wij meer direct aan onze eigen zondigheid. De lichamelijke en spirituele werken van barmhartigheid horen altijd samen. Door het lichaam van de gekruisigde Jezus aan te raken in degene die lijdt, kunnen zondaars de gave ontvangen van de bewustwording dat ook zij arm en behoevend zijn. Via deze weg kunnen ook de hooghartigen, machtigen en rijken waarover het Magnificat spreekt, omarmd worden en, ook al hebben zij dit niet verdiend, geliefd worden door de gekruisigde Heer die voor hen stierf en uit de dood verrees. Alleen deze liefde is het antwoord op dat verlangen naar oneindig geluk en liefde die wij denken te kunnen realiseren met de verafgoding van kennis, macht en rijkdom. Toch blijft altijd het gevaar dat de hooghartigen, rijken en machtigen, door voortdurend te weigeren de deur van hun hart open te zetten voor Christus die daar aanklopt in de vorm van de armen, zichzelf zullen verdoemen en in de eeuwige afgrond van eenzaamheid zullen storten die wij de Hel noemen. De nadrukkelijke woorden van Abraham zijn van toepassing op hen en ons allen: “Zij hebben Mozes en de profeten. Daar moeten ze naar luisteren” (Lc 16:29). Zulk aandachtig luisteren zal ons het beste voorbereiden op het vieren van de definitieve overwinning over zonde en dood van de nu verrezen Bruidegom die zijn Verloofde wil zuiveren in opwachting van zijn komst.
Laten wij deze vastentijd, zo’n perfecte tijd voor bekering, niet verkwanselen! Wij vragen dit door de moederlijke bemiddeling van de Maagd Maria die, bij het ervaren van de grootsheid van Gods barmhartigheid die haar ongevraagd werd geschonken, direct haar geringheid erkende (vgl. Lc 1:48) en zichzelf de nederige dienstmaagd van de Heer noemde (vgl. Lc 1:38).
Vanuit het Vaticaan, 4 oktober 2015
De viering van Sint Franciscus van Assisi